Het Oosterse Schisma en de deling van Europa
De fel begeerde keizerskroon
Op 25 december 800 zette paus Leo III in Rome de keizerskroon op het hoofd van Karel de Grote en noemde hem Imperator Romanorum. Dit was meteen een provocatie aan het adres van keizerin Irene van Constantinopel (Byzantium) die dacht het alleenrecht te hebben op die titel.
Het Romeinse rijk was al definitief gesplitst door keizer Theodorus de Grote (+395) in een westelijk deel dat vanuit Rome in het latijn werd bestuurd en oostelijk deel met als hoofdstad Constantinopel dat het grieks als bestuurstaal gebruikte. Ook de taal van de kerk verschilde: latijn in het westen grieks in het oosten Omdat het West-Romeinse rijk verdween door de inval van de Germanen, bleef er alleen nog de keizer van het Oost-Romeinse rijk over die zich als de enige erfgenaam van het gehele Romeinse rijk beschouwde.
Karel de Grote, als nieuwe keizer van het West-Romeinse rijk, aanvaardde de tweedeling en maakte- na enige gevechten om Venetië- geen aanstalten om gebieden van Byzantium te veroveren
De pausen van Rome daarentegen handelden alsof ze als enige opvolgers van Petrus de absolute leiders van de kerk waren en wilden geen rekening houden met de 4 andere oostelijke patriarchen die zich als hun gelijken beschouwden. Pausen en patriarchen geraakten het bovendien oneens over een aantal religieuze vraagstukken zoals het verplicht celibaat voor priesters, de gelijkwaardigheid van alle vijf patriarchen en de Heilige Drievuldigheid. Dit leidde uiteindelijk tot het schisma van 1054.Paus Leo IX en patriarch Michael Caerularius van Constantinopel excommuniceerden elkaar wederzijds. Dit was de officiële vastlegging van het langzaam uiteengroeien van het Latijns Katholieke westen en het Grieks Orthodoxe oosten van Europa.
Het conflict kende een hoogtepunt tijdens de Vierde Kruistocht( 1202-1204) toen de graaf van Vlaanderen en Henegouwen Boudewijn IX in april 1204 Constantinopel veroverde en liet plunderen en de eerste keizer werd van een Latijns keizerrijk dat tot 1261 zou stand houden. Op een bloedige wijze probeerden de kruisvaarders de orthodoxie uit te roeien. Dit lukte niet en de Byzantijnse keizerlijke familie keerde in 1261 naar een verbrokkeld en verzwakt Byzantium terug. Het Byzantijnse rijk herstelde zich nooit meer van zijn “Latijnse” periode en daardoor konden de islamitische Turken( Ottomanen) steeds verder oprukken en in 1453 redelijk gemakkelijk Constantinopel innemen.
De veroveraar sultan Mechmet II nam ook de titel van Romeins keizer over en probeerde het Romeinse rijk te herstellen door Rome en westelijk Europa te veroveren. Mechmet II mislukte maar hij en zijn opvolgers veroverden bijna de gehele Balkan met Griekenland inclusief en andere landen zoals Bulgarije en stukken van Roemenië. Ook delen van Oostenrijk en Hongarije werden tijdelijk bezet. Uiteraard bezaten ze ook het Arabische Noord-Afrika en Midden Oosten.
De keizerstitel sprak tot de verbeelding. De Russische grootvorsten en tsaren hadden het na de verovering van Constantinopel door de Islamieten over Rusland als het “derde Rome”.Omdat enkelen ervan met dochters van de laatste Byzantijnse kiezers waren getrouwd, beschouwden ze zich als rechtmatige opvolgers van de Romeinse keizers en de beschermers van de (orthodoxe)christenheid. Daarom namen ze sinds Ivan III de titel van tsaar (Caesar) aan. Tot aan de revolutie (1917) stelden de tsaren alles in het werk om Constantinopel te veroveren en er opnieuw een orthodoxe stad van te maken. Tevergeefs! Maar ondanks de Turkse meerderheid bleef tot na de eerste wereldoorlog een groot gedeelte van de bevolking er Grieks en resideert nog steeds een orthodoxe patriarch in Istanbul, het vroegere Constantinopel.
Orthodoxie: de godsdienst van de feodaliteit
Omwille van de religieuze conflicten, het taalverschil en de afstanden verminderden de contacten tussen Oost- en West – Europa na het uiteenvallen van het West-Romeinse rijk. Dit gold niet altijd voor de handelscontacten. Dit verergerde nog van zodra in de 14de en 15de eeuwen de Ottomanen Byzantium en de Balkan veroverden. Bijna steeds woedden grotere en kleine oorlogen tussen christenheid en Islam. Pas op het einde van de 19 eeuw hadden de meeste Balkanlanden zich van de Turkse bezetting kunnen bevrijden. Dit gebeurde door bloedige opstanden en soms ook met de hulp van Russische legers die de Slavische christenen van de Islamieten hielpen bevrijden.
De Turken gaven aan de Orthodoxe volkeren een beperkte vorm van zelfbestuur onder hun door de bezetters aangestelde bisschoppen (metropolieten). De Turken aanvaardden dat joden en christenen hun godsdienst bleven belijden in ruil voor een belasting (dzizya),die hen ook vrijstelde van militaire dienst. Ondanks deze vorm van verdraagzaamheid voelden ze zich toch tweederangsburgers en daarom bekeerden grote groepen zich tot de Islam. Ook braken regelmatig opstanden uit tegen de Turkse bezetters die deze dan in het bloed smoorden.
Toen de Turken in de 14de en15de eeuwen de Orthodoxe landen veroverden, troffen ze er feodale maatschappijen aan. Dit stond in scherp contrast met de toestand in West-Europa waar de steden in volle bloei waren en waar het kapitalisme zich ontwikkelde. De ondernemende burgerij was in volle opkomst. Amerika werd ontdekt en ook een alternatieve route naar Azië langs Afrika waardoor kooplui de zware Ottomaanse tollen konden vermijden. De renaissance begon te bloeien en de Protestanten kondigden zich aan. Het was een maatschappij in volle beweging gedreven door de vooruitgangsgedachte.
Toen de Turken de orthodoxe gebieden veroverden zwaaiden adellijke landheren er de plak . De boeren bezaten geen grond en behoorden tot het domein. Ze mochten zich niet verplaatsen en hadden praktisch geen enkel recht. Ze waren ongeletterd, ongeschoold en onondervoed. Ze stierven als vliegen. Het menselijk leven op aarde had geen waarde:het duurde maar de tijd van een zucht. Alleen het leven in het hiernamaals was belangrijk. In de feodaliteit heerste het recht van de sterkste. Vrouwen waren dus de mindere van de mannen, de goed gevoede en bewapende edelman op zijn strijdros de meerdere van de wankele, zwakke onbewapende, magere boer op blote voeten. Wie macht had nam wat hij wou. Corruptie was schering en inslag. Onafhankelijke rechtspraak was onbestaande.
In de mentaliteit van de orthodoxe feodale wereld stond het status-quo centraal. De sociale verhoudingen zoals ze waren, waren godswil. Zich er tegen verzetten was dus onmogelijk. Er werd geen enkele inspraak verwacht maar ook niet geduld. Democratie kon in deze gebieden onmogelijk gedijen.
De orthodoxie vereenzelvigde zich helemaal met de ideologie van de feodaliteit. Aanvaarden en lijdzaamheid waren typisch feodale deugen, naast gehoorzaamheid. Plannen, organiseren, investeren, streven naar verbetering of verhoging van de productiviteit waren helemaal uit den boze. Handel was verdacht, geld uitlenen tegen intrest was zwaar zondig. Beide activiteiten werden liefst aan de joden overgelaten, die toch door hun moord op Jezus Christus, tot de verdoemden behoorden. De orthodoxie vereenzelvigde zich helemaal met dit gedachten goed en was bijzonder gehoorzaam aan de wereldse leiders. De orthodoxie versterkte dus de feodale mentaliteit. Ze wendden zich af van de Turken en leefden in zich zelf gekeerd en geïsoleerd verder. De orthodoxie bekommerde zich niet zozeer om aardse aangelegenheden, maar vooral om het spirituele. Het onderwijs was tot een minimum beperkt.
Dus reeds voor de inval van de Turken groeide er een mentale kloof tussen oost en west. Door de Turkse bezetting werd die kloof een diepe ravijn. Zo klonken de ideeën van de renaissance maar zwakjes door tot het oosten. De Verlichtingsideeën en industriële en wetenschappelijke revoluties van de 18de en de 19de eeuw bleven er grotendeels onbekend. De feodale mentaliteit bleef intact, ook na het verdwijnen van de Turken en het langzaam uitdijen van de feodale verhoudingen, en is nu als grondstroom nog steeds aanwezig. Dit laatste heeft veel te maken met de 45-jarige bezetting door de Sovjet-Unie tijdens de Koude Oorlog. Opnieuw werden de orthodoxe landen van het westen afgesneden en bezet door het machtigste orthodoxe land en waren verplicht het politieke en economische systeem van de Russen over te nemen
Het communisme versterkte tijdens de Koude Oorlog schijnbaar paradoxaal de feodaal-orthodoxe mentaliteit
Lenin schreef – vermoedelijk onbewust – voor Rusland een soort marxisme voor dat helemaal aangepast was aan de Russische orthodoxe feodale cultuur. Stalin die in een orthodox klooster had school gelopen en er zich op het priesterschap had voorbereid, ging op dezelfde lijn voort. Dit belette niet dat Lenin en Stalin de orthodoxie als concurrerende ideologie bestreden. Helemaal in de lijn van de orthodoxie kon er maar één waarheid zijn: het leninisme dat zich bovendien atheïstisch noemde. De beïnvloeding door de orthodoxe cultuur gebeurde dus onbewust en grotendeels ongewild. De orthodoxie was zoals het leninisme antikapitalistisch, had een afkeer voor winst maken door handel en het opstrijken van bankrente en hield niet van het ondernemerschap. De orthodoxie was eveneens antidemocratisch en anti-individualistisch. Gehoorzaamheid, lijdzaamheid en aanvaarding, blind geloof in de enige toegelaten leer, verering van de leiders – de nieuwe heiligen waarvan de iconen overal te zien waren -, waren deugden zowel van het leninisme als van de orthodoxie. Het leninisme hield van religieus geïnspireerde plechtigheden en het geloof in de utopie van het communisme: de hemel op aarde. Zowel orthodoxie als leninisme en stalinisme beleden in de praktijk de superioriteit van de mannen boven de vrouwen. Ze hadden zoals feodale heren geen eerbied voor boeren en soldaten, kortom het “volk”. Zoals de Heer en de tsaar zorgden voor de gelovigen, zo zorgde de partijleider van wieg tot graf voor de burgers. Dat Lenin en Stalin een moderne industrie wilden opbouwen, deed geen afbreuk aan hun orthodoxe ingesteldheid. Ze deden dit net als Peter de Grote om in staat te zijn met moderne wapens een verwachte aanval van het Westen te kunnen afweren. Ze bleven echter volledig trouw aan de Russische traditie: alles werd van hogerhand geregeld, initiatieven van de basis waren verboden en discussie en politieke meningsverschillen waren niet mogelijk. De rechtstaat was natuurlijk onbestaande. De Russen moesten wachten tot er onder Gorbatsjov – veel te laat – enige verandering in kwam.
De messianistische- Russen- ook een erfenis van de orthodoxie( Rusland als het derde Rome)- die nooit aan hun leer twijfelden, legden hun systeem en dogma’s op aan hun satellietlanden in Oost-Europa en probeerden dat ook – zonder veel succes- in China waar Mao een Chinese vorm van het marxisme zou lanceren.
Mijn stelling is dat het leninisme de bestaande feodale orthodoxe mentaliteit eerder versterkte dan vernietigde. Daarom was het niet onverwacht dat de meeste ex-communistische orthodoxe landen de plotse en ongenadige overgang naar het kapitalisme niet aankonden. De door het Westen opgelegde schoktherapie had in de meeste landen waar de feodale mentaliteit overheerste maar weinig kans op slagen. Zoals roofridders maakten sterke en goedgeplaatste figuren- zonder te investeren- zich meester van de natuurlijke rijkdommen. Anderen werden- zonder zich in te spannen- rijk door afpersing en andere maffiapraktijken. De algemene corruptie en het gebrek aan rechtsstaat, werkten die praktijken in de hand. De verdiende fortuinen werden zelden in eigen land geïnvesteerd in nieuwe innovatieve technologieën; ze werden naar het buitenland en belastingparadijzen overgebracht.
Het orthodoxe Griekenland kan als testcase dienen om deze stelling te ondersteunen. Het werd nooit door de Sovjet-Unie bezet en behoorde al die jaren tot het westerse kamp maar is er nooit in geslaagd een modern en volwaardig staatsbestuur op te zetten. Machthebbers bekommeren zich niet om het algemeen belang. De democratie is wankel, de corruptie uitgebreid, het vrije marktsysteem werkt niet en het cliëntilisme de enige algemeen aanvaarde politieke ideologie.
Yvan Vanden Berghe, 2004