45 jaar Europese deling door Koude Oorlog ( 1946-1991)

Verschenen in Dirk Callebaut, Horts van Cuyck, De erfenis van Karel de Grote 814-2014, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 2014, pp 381-390

 

De spanningen tussen de kapitalistische wereld en de socialistische begonnen met de geslaagde communistische revolutie in Rusland 1917. Er was toen nog geen sprake van Koude Oorlog maar beide blokken vreesden en bestreden elkaar. Kort na WOI braken vooral in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije communistische opstanden uit die mislukten Er volgden nog heel wat incidenten.

Tijdens de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) werd ten onrechte gevreesd dat Stalin zijn opmars begonnen was in West-Europa. Maar vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog groeiden de spanningen tussen de bondgenoten (Britten, Amerikanen en Sovjets) tegen Hitler. Vooral het feit dat de Amerikanen en Britten pas in juni 1944 een tweede front openden door de landing in Normandië zette veel kwaad bloed bij de Sovjets. Dit front was bedoeld om de druk van het Duitse leger op de Sovjet-Unie te verlichten en was beloofd voor1943.

Het ijzeren gordijn

Toen in mei 1945 de nazi’s vooral door het Rode Leger waren verslagen, bleken er geen sterke Europese staten meer te bestaan. De Verenigde Staten waren de enige echte supermacht en aanvaardden na een tijdje de onbeperkte sovjetinvloed in Oost-Duitsland en Centraal- en Oost-Europa niet langer Het Rode Leger had de voormalige bondgenoten van Hitler:Roemenië, Bulgarije en Hongarije verslagen en bezet. De Sovjets hadden eveneens de Duitse troepen uit Polen, Joegoslavië en Tsjecho-Slowakije verjaagd en bleven deze landen aanwezig. Uiteraard waren ze ook aanwezig in Berlijn, oostelijk Duitsland en Oostenrijk.

Het toen gerezen Centraal- en Oost-Europese dilemma was niet op te lossen. De Sovjets vreesden voor een nieuwe Duitse aanval op hun land. Stalin en zijn trawanten hadden al twee oorlogen met Duitsland meegemaakt en bleven gebiologeerd door een mogelijk revanchisme van een nieuwe Duitse generatie. De Verenigde Staten en Groot-Brittannië toonden hiervoor begrip en aanvaardden op de conferenties van Teheran, Jalta en Potsdam dat Centraal- en Oost-Europa als een soort van dam tegen die mogelijke aanval tot de sovjetinvloedssfeer mochten blijven behoren. Ze verlangden evenwel dat die landen op een democratische manier zouden bestuurd worden. en dachten dat de Sovjet-Unie dat beloofd had. De Sovjets ontkenden dit want het zou hen in een moeilijke positie plaatsen. Democratisch gekozen Centraal en Oost-Europese regeringen zouden immers meteen proberen aan de sovjetinvloed te ontsnappen. Omdat de Sovjets dus geen democratische regeringen toestonden, ontstonden heel wat spanningen met de Angelsaksers.

Het bleek ook onmogelijk een algemeen aanvaardbare oplossing voor het in vier bezettingszones verdeelde Duitsland te vinden. Frankrijk wou een sterk verzwakt en liefst opgedeeld Duitsland; Groot-Brittannië en de Verenigde Staten wilden vooral zo snel mogelijk de Duitse economie op gang trekken om de Duitsers niet meer op hun kosten te moeten onderhouden. Stalin wou de Duitse eenheid behouden om controle over geheel Duitsland en vooral over de industrie van het Ruhrgebied te kunnen blijven uitoefenen. Hij wou Duitsland plunderen om zijn eigen vernielde land opnieuw te kunnen op bouwen.

Omdat de vier partijen tot geen overeenkomst kwamen, besloten de drie westerse bezettingsmachten de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk in 1948 op het grondgebied van hun zones een nieuwe West-Duitse staat op te richten. Dit grootste en rijkste gedeelte van Duitsland zou er economisch weer bovenop geholpen worden en het westerse kamp aanzienlijk versterken. De Duitsers die in de sovjetbezettingszone woonden, werden dan maar aan hun lot overgelaten.

De Berlijnse blokkade (1948-1949) was een vertwijfelde en mislukte poging van Stalin om de stichting van een afzonderlijke West-Duitse staat te verhinderen. Voor een voldongen feit geplaatst, kon hij niet anders dan erg tegen zin de Duitse Democratische Republiek( DDR) op te richten die dan ook maar moest opdraaien voor de aan Stalin toegekende herstelbetaling. Omdat er geen andere oplossing was, werd het kwetsbare Berlijn, dat helemaal in de DDR lag, in twee delen opgesplitst: West-Berlijn, een venster op de welvarende West-Duitse democratie en het arme Oost-Berlijn, de hoofdstad van de grimmige DDR. Omdat een akkoord over het statuut van West-Berlijn en de toegangswegen tot de stad uitbleef, bleef de situatie in Berlijn, dat theoretisch nog door de vier machten bezet was, gespannen.

De Amerikanen beloofden- na enige aarzeling – als dam tegenover de blijvende sovjetaanwezigheid in Centraal-en Oost-Europa, ook in West-Europa een belangrijke krijgsmacht te blijven legeren. Vooral de Britten vroegen hen uitdrukkelijk dit te doen.

Met het Marshallplan (1947) wilden de Verenigde Staten de West-Europeanen, en vooral de West-Duitsers, zo snel mogelijk economisch in staat stellen om een aanzienlijke legermacht tegen de Sovjets op te stellen. Op die manier konden de Amerikanen zich beperken tot een goedkope, vooral atomaire militaire aanwezigheid. Dit was ook de teneur van het NAVO-verdrag (1949) een militair pact dat onder leiding van de Verenigde Staten startte met een twaalftal West-Europese leden. Het pact was louter defensief bedoeld.

Het Marshallplan en de NAVO bevestigden de paranoïde wereldvisie van Stalin: het Westen wou Centraal- en Oost-Europa aan de Sovjets ontfutselen. Erger nog, het Westen was er op uit het socialisme in de Sovjet-Unie te vernietigen en Stalin te liquideren.. Dit was volgens Stalin de diepere drijfveer van het Marshallplan en de NAVO.

De ironie van de geschiedenis wou dat West-Europa op hetzelfde ogenblik een aanval van het Rode Leger vreesde. Stalin, die stabilisatie en een snelle heropbouw van zijn vernielde land voorstond, dacht er niet aan zich in een wereldoorlog te storten. Hij wist maar al te goed dat hij die oorlog door de immense economische superioriteit van het Westen niet kon winnen. Die oorlog zou integendeel de ineenstorting van het sovjetsysteem kunnen veroorzaken. Omdat hij zeker wist dat de Amerikanen sterker waren, dacht hij dat ze daar van gebruik zouden maken om aan te vallen. Ze waren immers zeker van de overwinning. Vermoedelijk zou hij het in hun plaats wel doen.

Tragisch was dat vooral door gebrek aan communicatie beide partijen elkaar ten onrechte als agressor beschouwden. Ook was er geen enkele vorm van empathie: beide partijen konden de visie van hun vijand niet begrijpen. Ze konden niet begrijpen dat de tegenpartij een aanval vreesde omdat ze zelf niet van plan waren aan te vallen. Ook het analogiedenken eiste zijn tol. Beide partijen beleefden opnieuw de Tweede Wereldoorlog. Hitler had hen bedrogen. Waren de nieuwe tegenstrevers niet het evenbeeld van de vroegere vijand en kon men hen ooit vertrouwen?

Dit alles leidde tot een zeer gespannen Oost-West-verhouding en tot de stalinistische gelijkschakeling van Centraal -en Oost-Europa, dat volledig van West-Europa werd afgegrendeld. De Europeanen die in de sovjetinvloedssfeer leefden, ondergingen een wreedaardige terreur. Het spreekt voor zich dat de twee militaire blokken die uit de spanning in Europa ontstonden, de NAVO (1949) en het Pact van Warschau in 1955, opgericht als reactie op de West-Duitse bewapening, door de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie werden geleid. Het eveneens defensieve Warschaupact was bijna een kopie van de NAVO.

Het verdeelde West-Europa was machteloos en verspilde een eventuele kans tot evenwaardig partnerschap met de Verenigde Staten binnen de NAVO door de Europese Defensiegemeenschap niet goed te keuren (1954). De eeuwige rivalen Groot-Brittannië en Frankrijk wilden hun volledige militaire soevereiniteit behouden maar kwamen daardoor in een inferieure positie ten aanzien van de Verenigde Staten. De economische eenmaking van de kernlanden van West-Europa kwam wel tot stand (1957), zij het in eerste instantie zonder Groot-Brittannië. Minder bekend is dat ook hier de Verenigde Staten een duwtje in de rug hebben gegeven.

Tijdens de Koreaanse oorlog (1950-1953) dacht de Amerikaanse president Henri Truman dat de Sovjets uit waren op de wereldheerschappij. Hij reageerde met de eerste ronde in de bewapeningswedloop. Ook de NAVO-partners werden verplicht hieraan mee te doen en bovendien symbolische contingenten troepen naar Korea te sturen. Centraal-en Oost-Europa zaten stevig in de greep van het stalinisme en konden niets ondernemen. Tijdens deze ijzigste periode van de Koude Oorlog waren contacten tussen Oost- en West-Europese regeringen uit den boze. Een ijzeren gordijn was door de Sovjets dwars door Europa gespannen en belette het over en weer reizen. De burgers waren dus opgesloten binnen het eigen kamp. Nooit eerder was Europa in twee delen opgesplitst die zo hermetisch van elkaar waren gescheiden. In de beginperiode waren ook culturele en economische contacten tot een strikt minimum beperkt.

Na de dood van Stalin ontstond er een lichte dooi en was er enige hoop op verandering. De inwoners van de DDR dachten in juni 1953 hun kans te kunnen grijpen en betoogden en staakten voor meer democratie en de hereniging met het andere Duitsland. De opvolgers van Stalin reageerden in paniek en lieten hun troepen die beweging onderdrukken.

Tijdens het presidentschap van Dwight Eisenhowers ( 1953-1961) en het begin van de ambtsperiode van de Sovjet hervormer Nikita Chroesjtsjov groeide de Europese politieke onafhankelijkheid niet. Fransen en Britten waren tijdens hun laatste “imperialistische” militaire interventie in Egypte in 1956, om er hun belangen in het Suezkanaal te vrijwaren, door de verbolgen Eisenhower teruggefloten.

Datzelfde jaar smoorde Chroesjtsjov de Hongaarse poging tot liberalisering van de communistische leider Imre Nagy in het bloed. Omdat de Verenigde Staten niet tussenkwamen, zoals vele Hongaren hadden gehoopt, bleek duidelijk dat deze de tweedeling van Europa aanvaardden. Misschien juist daarom verminderde de spanning tussen de Sovjets en de Amerikanen geleidelijk aan en mochten de Europeanen een pauze in de wapenwedloop meemaken (1958-1960).

De overheersende ideologie van de leidende kringen in West-Europa was deze van het “Atlantisme”. Dit betekende dat ze met de Amerikaanse leiding en perceptie van het wereldgebeuren instemden. De Atlantisten verspreidden ook de typische Amerikaanse waarden, organiseerden een consumptiemaatschappij naar Amerikaans model en trokken talrijke Amerikaanse investeerders aan. Ze verzorgden ook de communicatie tussen West-Europa en de Verenigde Staten en geloofden dat de Verenigde Staten in West-Europa aanwezig moesten blijven om het tegen het oprukkend communisme te beschermen. Parallel hieraan ontstond in Centraal – en Oost-Europa een elite rond het Pact van Warschau. Deze getrouwen aanvaardden de sovjetoverheersing en de communistische doctrine en bouwden hun carrières op beide pijlers op.

President John Kennedy (1961-1963) startte met een tweede (raketten)ronde in de bewapeningswedloop, maar zette toch de dialoog met Chroesjtsjov verder. Samen met Chroesjtsjov kon hij – door zijn voorzichtige aanpak in de Cubaanse rakettencrisis – een ramp vermijden, maar hij vond geen oplossing voor het Berlijnse probleem.

Het bestaan van West-Berlijn midden in de DDR was voor de communisten een reusachtig probleem omdat honderdduizenden burgers via deze westerse enclave wegvluchtten. Chroesjtsjov kon dreigen zo veel hij wou, Kennedy gaf niet toe. De Oost-Duitse leider Walter Ulbricht en Chroestsjov capituleerden tenslotte door in 1961 een muur midden in Berlijn op te trekken om het vluchten te beletten. Deze muur werd het symbool van de Koude Oorlog en de deling van Berlijn, Duitsland en Europa.

Europeanen willen lot in eigen handen nemen

De eigenzinnige en nationalistische Franse president generaal Charles de Gaulle(1959-1969) was de eerste West-Europese staatsman die met grof geschut de Amerikaanse hegemonie over West-Europa betwistte. Steunend op zijn nucleaire “force de frappe” streefde hij naar een door Frankrijk geleid verenigd en onafhankelijk Europa. Deze oefening mislukte, o.m. omdat West-Duitsland, met wie Frankrijk intensief samen werkte en hoopte dat het Frankrijk

zou volgen, resoluut voor Verenigde Staten en de NAVO koos. Wel onttrok Frankrijk zijn troepen aan het Amerikaanse opperbevel van de NAVO en verplichtte de NAVO-instellingen Frankrijk te verlaten (1966). De poging om een niet door de Verenigde Staten gecontroleerde Franse kernmacht op te bouwen werd door de Amerikanen erg gewantrouwd. Op de kernmacht van de trouwe Britse bondgenoot hadden ze een zeker toezicht omdat die een beroep deed op Amerikaanse technologie. Alle andere in het kader van de NAVO in Europa gestationeerde Amerikaanse kernwapens bleven voor 100% onder Amerikaanse controle.

De Gaulle kreeg een navolger in de persoon van de Roemeense communistische leider Nicolae Ceausescau die reeds in 1966 pleitte voor de terugtrekking van alle vreemde troepen uit Europa. Hij gedroeg zich als een dissident binnen het pact van Warschau, liet geen Russische troepen toe op zijn grondgebied en ontrok zich aan het gezag van de Sovjet-Unie. De Sovjets lieten betijen omdat Roemenië geen grote strategische waarde had en ze de Roemeense troepenmacht minderwaardig vonden. Bovendien bleef Ceausescau een dogmatische communist. Onnodig te zeggen dat hij goede contacten onderhield met de Gaulle. Hij kon het overigens ook goed vinden met een andere communistische dissident maarschalk Josip Tito de dictator van Yougoslavië. Deze aartsvijand van Stalin was er in geslaagd zijn land neutraal te houden en maakte geen deel uit van een van twee pakten. Hij onderhield goede contacten met de Amerikanen en de West-Europese leiders en bouwde een communistische staat op die aanzienlijk verschilde van het sovjetvoorbeeld.

Misschien om de Gaulle wat ter wille te zijn, keurde de NAVO in december 1967 het befaamde rapport van de Belgische minister van buitenlandse zaken Pierre Harmel goed. Het stelde duidelijk dat het de taak van alle NAVO-landen was naar ontspanning te streven. Dit moest niet meer aan de Amerikanen overgelaten worden. Ze konden dit ook individueel doen, via bilaterale contacten met de Oostbloklanden. Tot een van de doelstellingen van de NAVO werd – vrij verrassend – ook het zoeken naar een oplossing van de Europese deling gerekend die enkel door een voortdurende ontspanning zou kunnen bereikt worden. Harmel gaf het goede voorbeeld en onderhandelde met de Polen over een ontwapende veiligheidszone in Centraal-Europa en nadien met Roemenië, het enige Warschaupactland dat zich onafhankelijk van Moskou opstelde. Maar uiteindelijk bleek dat de Verenigde Staten niet echt achter deze politiek stonden en de Harmeldoctrine werd langzaam vergeten.

De gebeurtenissen in Tsjecho-Slowakije in augustus 1968 konden worden geïnterpreteerd als een botsing van een Europees land tegen een als on-Europees aangevoeld politiek en sociaal-economisch systeem. Na veel aarzelen had Sovjetleider Leonid Brezjnev op aanraden van de DDR, Polen en Bulgarije door een inval van de troepen van het Warschaupact de democratische en humane hervormingen van Alexander Dubcek ongedaan gemaakt. Het prestige verlies van de Sovjet-Unie in het algemeen en het communisme in het bijzonder was enorm West- Europa. In een aantal landen, waaronder vooral Italië, aanvaardden de lokale communistische partijen niet meer de leiding van hun Russische kameraden .Ze verkozen een democratischer en meer humaner communisme dat Eurocommunisme werd genoemd.

Na een zekere afkoelingsperiode als gevolg van het onderdrukken van de Praagse lente, begon de West-Duitse kanselier Willy Brandt (1969-1974) ook een eigen buitenlandse politiek te voeren en onderhandelde met de communisten. Hij erkende de nieuwe Duitse grenzen, de DDR en de Oostbloklanden en verkreeg een goed statuut voor West-Berlijn. In feite aanvaardde hij ook de tweedeling van Europa met de bedoeling tot ontspanning te komen en zodoende via dialoog en verdere geruststellende maatregelen de kloof tussen Oost en West te dichten. Op die manier zouden de twee delen van Duitsland later spontaan naar elkaar toegroeien en zich uiteindelijk herenigen.

Ontspanning en terug spanning

De naoorlogse politieke problemen in Europa die zoveel spanningen hadden veroorzaakt, waren nu schijnbaar opgelost, mits de deling (definitief?) aanvaard werd.

Bovendien zorgden presidenten Richard Nixon,Gerald Ford, minister van buitenlandse zaken Henry Kissinger en de sovjetleider Leonid Brezjnev voor een ware detente. Het SALT I-verdrag (1972) werd afgesloten en op de Conferentie van Helsinki (1975) werden door alle Europese naties en hun voogden de Verenigde Staten, Canada en de Sovjet-Unie nogmaals het naoorlogse Europese status-quo en dus ook de nieuwe grenzen bevestigd. Ook werden vertrouwenwekkende militaire maatregelen goedgekeurd. Op die manier was het voor de twee pacten onmogelijk een plotse en onvoorziene aanval op de andere te lanceren. Een mogelijk door de Verenigde Staten en andere NAVO-landen gesteund Duits revanchisme behoorde dus voorgoed tot het verleden. De immer wantrouwige Sovjets konden dus voortaan op hun beide oren slapen.

In 1975 had theoretisch de Koude Oorlog kunnen worden afgesloten. In Europa waren er nu geen destabiliserende factoren meer aanwezig. De Europese deling dreigde een permanent karakter te vertonen. Het viel dus te verwachten dat er werk zou worden gemaakt van de dringende ontwapening van Europa, waar op een betrekkelijk kleine oppervlakte ongelooflijk veel troepen, oorlogsmaterieel en atoomwapens stonden opgesteld.

Niet totaal onvoorzien gebeurde het tegenovergestelde. Er ontstonden nieuwe Oost-West spanningen onder president Jimmy Carter (1977-1981), vooral omwille van de strijd om invloedssferen in de Derde Wereld. Dit was het gevolg van de rivaliteit tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten. Strikt genomen had Europa daar weinig mee te maken; de Europeanen lieten dit nu en dan duidelijk blijken.

De Amerikanen vonden in de vernieuwing van de Sovjet-Russische middellangeafstandsraketten een voorwendsel om nieuwe kruisraketten en Pershing 2-raketten in West-Europa te plaatsen. De spanning werd nog groter toen president Ronald Reagan (1981-1989) een overweldigende militaire superioriteit begon na te streven.

Een groot deel van de West-Europese publieke opinie keerde zich tegen het rakettenbesluit en tegen de politiek van Reagan, maar de regeringen liepen in de pas. De voornaamste doelstelling van deze nieuwe wapens was niet zozeer van militaire aard: de Amerikanen wilden er hun engagement voor West-Europa mee aantonen en ook duidelijk laten zien dat zij – en niemand anders – de NAVO beheersten. Bepaald pijnlijk was het toen de Sovjets en Amerikanen, zonder Europese inbreng, met elkaar in Genève over de Europese raketten onderhandelden. Dit was ook het geval toen in oktober 1986 in Reykjavik, zonder Europese inbreng, de nieuwe Sovjetleider Mihail Gorbatsjov (1985-1991) met Reagan akkoord ging alle raketten uit Europa te verwijderen. De overeenkomst struikelde echter over de utopische “Sterrenkrijgsplannen” van president Reagan die hij ondanks de smeekbede van Gorbatsjov niet wou opgeven..

Ook in de NAVO was tijdens de ambtsperiodes van de presidenten Nixon, Ford, Carter en Reagan de West-Europese inbreng vrij gering. De Amerikaanse perceptie van de sovjetdreiging bepaalde de NAVO-politiek. Dit was o.m. te wijten aan het feit dat centrum-rechtse regeringen in West-Europa aan de macht waren, die bovendien onderling geen consensus konden vinden. De Verenigde Staten beschouwden de Sovjets, met wie ze in een strijd om invloedssferen in de Derde Wereld waren gewikkeld, nog steeds als hun belangrijkste vijand. West-Europa beleefde de sovjetdreiging niet altijd op dezelfde manier maar liep wel in het NAVO-gelid. Geconstateerd werd dat sinds de detente onder Nixon en Brezjnev de Navo en het Pact van Warschau een zekere complementariteit vertoonden. Ze waren verdoken partners omdat hun bestaan afhankelijk was van de andere. Hun militaire leiders wisten dat de “vijand” niet zou aanvallen, maar omdat het hun bestaansreden was, deden ze alsof ze bang waren voor elkaar.

Michail Gorbatsjov

Alles veranderde met de komst in 1985 van Gorbatsjov. Hij democratiseerde en hervormde de Sovjet-Unie en wou ook ontwapenen. Gorbatsjov genoot het vertrouwen van de publieke opinie zowel in de Verenigde Staten als in West-Europa. President Reagan en zijn opvolger George Bush Sr waren wel verplicht met hem over ontwapeningsprocessen te onderhandelen. Het resultaat was het INF-akkoord (1987) en de CFE-overeenkomst (1990), twee uiterst belangrijke ontwapeningsakkoorden over in Europa en het westelijk gedeelte van de Sovjet-Unie opgestelde wapensystemen en manschappen. De Europeanen waren tevreden met de overeenkomst, maar speelden opnieuw geen rol van betekenis bij de besprekingen.

De plotse democratisering van Centraal- en Oost-Europa in 1989 was er bij de publieke opinie grondig voorbereid. Vooral het succes van de Europese Gemeenschap en het elan ter voorbereiding van de economische eenmaking van 1992 werkten aanstekelijk omdat het contrast met de stagnatie van de communistische regimes schrijnend was. Reeds vanaf het begin van de jaren tachtig boden de Polen, geholpen door de katholieke kerk en paus Johannes-Paulus II, hardnekkig weerstand tegen hun regime. Samen met de Hongaren fungeerden ze als ijsbrekers en slaagden erin op eigen kracht hun regimes te breken. Ze werden hierin ook geholpen door Gorbatsjov ,die ondanks het herhaald verzoek van de Poolse communistische leiders, weigerde zijn troepen tegen de anticommunisten te laten optreden. Hierop volgde het eertijds door de Amerikanen zo gevreesde domino-effect, zij het dan in omgekeerde richting. De Oost-Europese bevolkingen kwamen in 1989 massaal op straat en duwden met groot gemak de vermolmde communistische regimes weg. Tekenend is ook dat de val van de Berlijnse muur op 9 november 1989 als symbolische einddatum van de Koude Oorlog geldt. Hoewel de eerste leiders van de democratische bewegingen in de DDR het niet wilden, was de vereniging van beide Duitslanden van dan af onafwendbaar.

Gorbatsjov liet de Centraal- en Oost-Europese satellieten niet alleen toe hun eigen weg te gaan maar zette er hen ook uitdrukkelijk toe aan dit te doen. Naïef als hij was, hoopte hij dat ze voor een linkse vorm van sociaal-democratie zouden kiezen en voor eeuwigdurende vriendschap met de nieuwe Sovjet-Unie . Ze kozen duidelijk voor een “West-Europese” maatschappijvorm en wilden zich, eenmaal bevrijd van het communisme, bij de Europese Gemeenschap aansluiten. Brussel reageerde eerder afwijzend: pas na een lange voorbereidingsperiode zouden de voormalige communistische landen lid kunnen worden. Opvallend is wel dat ook Gorbatsjov zich door de West-Europese sociaal-democratische voorbeelden voor zijn hervormingen liet inspireren. Hij beklemtoonde dat zijn land tot het “Europese huis” behoorde. Dit betekende meer dan wat symboliek: hiermee toonde hij aan dat hij eerder bij het West-Europese dan bij het Amerikaanse model wou aansluiten.

 

Yvan Vanden Berghe