Veertig stellingen over de Koude Oorlog

Deze stellingen verschenen voor het eerst in De Nieuwe Maand, april 1989, jg. 32, nr. 4, pp. 27-30. Een tweede versie werd gepubliceerd in 2002 in het boek De Koude Oorlog. Een derde versie werd gepubliceerd in 2008 in het boek De Koude Oorlog. Een nieuwe geschiedenis.

1.    De Koude Oorlog begon in 1917. Het kapitalisme duldde het bestaan van een socialistische staat, de Sovjetunie, niet. De grotere westerse mogendheden en de Japanners steunden dan ook de Witte generaals tijdens de burgeroorlog (1918-1920).

2.    De sovjetleiders wilden zich niet neerleggen bij het verlies van gigantische territoria als gevolg van de oorlog met Duitsland (1914-1917) en Polen (1919-1920). Deze gebieden zijn: Finland, Estland, Letland, Litouwen, Bessarabië, delen van Wit-Rusland en van Oekraïne. Uitgezonderd Finland, gingen al deze landen en territoria in de periode 1939-1945 opnieuw deel uitmaken van de Sovjetunie.

3.    Ontgoocheld door het uitblijven van een communistische revolutie in Centraal-Europa geloofden leiders zoals Lenin en Stalin al vrij vlug (1921) niet meer in de wereldrevolutie. Ondanks de soms opruiende taal van de Komintern hielden ze zich vooral bezig met de opbouw van het socialisme in één land en streefden daarom naar een goede verstandhouding met de kapitalistische landen.

4.    In 1939 wou een paniekerige Stalin in ieder geval een oorlog met Duitsland vermijden omdat hij dacht dat zijn regime die oorlog niet zou overleven. Een defensieverdrag met Frankrijk, Groot-Brittannië en Polen tegen Duitsland zou hem even welkom geweest zijn als het niet-aanvalspact van 23 augustus 1939 met Duitsland. Het mislukken van de onderhandelingen over een pact met de westerse democratieën en Polen was niet noodzakelijk de schuld van Stalin alleen.

5.    Tijdens de duur van het Sovjet-Duits niet-aanvalspact (23 augustus 1939 tot 22 juni 1941) gedroeg Stalin zich als een nederige, zelfs kruiperige vazal van Hitler.

6.    Ook tijdens het grote bondgenootschap van Sovjets, Amerikanen en Britten tegen het nazisme waren er spanningen onder de bondgenoten. De Britten en Amerikanen vreesden dat Stalin een aparte vrede met Hitler wou onderhandelen en Stalin begreep niet waarom zijn partners, ondanks hun beloften, het tweede front altijd opnieuw uitstelden. Ook nu nog denken de Russen dat de Amerikanen met plezier toekeken hoe Duitsers en Sovjets elkaar uitmoordden en dat ze slechts op het laatste ogenblik (juni 1944) in Normandië zijn geland, eerder om de vanuit Oost-Europa oprukkende Sovjets tegen te houden, dan wel om de nazi’s te verslaan.

7.    De Sovjets hebben nazi-Duitsland verslagen; de Verenigde Staten dwongen Japan tot capitulatie.

8.    Noch in Jalta, noch in Teheran en Potsdam werd Europa verdeeld. Er werd wel afgesproken dat de Sovjetunie recht had op “bevriende regeringen” in Finland, Polen, Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Dit betekende dat ze hun buitenlandse politiek op deze van de Sovjetunie moesten afstemmen en zich niet mochten aansluiten bij een anti-sovjetverbond. Met de Sovjetunie zouden vriendschapsverdragen worden afgesloten waarin zou worden gestipuleerd dat de Sovjetunie bijstand zou verlenen bij een Duitse aanval. Deze landen werden dus als een buffer beschouwd tegen een te verwachten nieuwe revanchistische aanval van het Duits militarisme tegen de Sovjetunie.

9.    Het was niet nodig om twee atoombommen in Japan tot ontploffing te brengen om de Japanners tot overgave te dwingen. Ze wilden reeds in juni 1945, mits het behoud van de keizer, capituleren. Niet geheel ten onrechte zagen de Sovjets in de atoombommen ook een voor hen bestemde intimidatiepoging.

10.    Bij het einde van de Tweede Wereldoorlog waren de Verenigde Staten, die over het kernmonopolie beschikten, de economische maar ook de militaire reus van de wereld geworden. De Sovjetunie had zevenentwintig miljoen mensenlevens en 40% van haar economisch potentieel verloren en snakte daarom naar een adempauze.

11.    De ervaringen met Hitler speelden een determinerende rol in de reacties van de Verenigde Staten en de Sovjetunie in de naoorlogse periode. Voor de Amerikanen leed het geen twijfel: Stalin was even onberekenbaar en oorlogszuchtig als Hitler. Ook Stalin vreesde de Amerikanen zoals hij Hitler had gevreesd. In plaats van onderdanig, zoals in de periode 1939-1941, toonde hij zich nu evenwel arrogant en zelfverzekerd.

12.    De Poolse communisten vervalsten de verkiezingen van 1947 omdat spontaan nooit een sovjetvriendelijke regering kon worden gekozen. De Polen weigerden immers de nieuwe grenzen en de sovjetinmenging te aanvaarden. In de andere Oost-Europese landen kwamen de lokale communisten in de periode 1946-48 via staatsgrepen aan de macht. Het is niet zeker dat dit op bevel van Stalin gebeurde. Tot aan het Marshallplan (1948) was hij tevreden met de “finlandisering” van Oost-Europa.

13.    Het Marshallplan (1948-1952) veroorzaakte een volledige breuk tussen de vroegere bondgenoten. De Amerikanen wilden door de verbetering van de welvaart in West-Europa de communistische partijen de wind uit de zeilen nemen. Stalin dacht dat een economisch sterk West-Europa, met daarin een bloeiend West-Duitsland, dergelijke aantrekkingskracht op Oost-Europa zou uitoefenen dat Oost-Europa uit de sovjetsfeer zou worden losgerukt. Ook vreesde hij – volkomen ten onrechte – het revanchisme van een sterk gemaakt West-Duitsland, eventueel geholpen door de Amerikaanse kernmacht. Het IJzeren Gordijn, dat als reactie op het Marshallplan Oost-Europa hermetisch afsloot, en de stalinistische terreur wakkerden de Koude Oorlog aan.

14.    De Sovjetunie is nooit van plan geweest West-Europa aan te vallen en te veroveren. De westerse leiders hebben dit altijd geweten. De defensiemiddelen en het NAVO-pact werden niet opgebouwd tegen sovjetintenties maar tegen de sovjetmiddelen. Na de dood van Stalin geloofden – tenzij voor korte tijd – ook de sovjetleiders niet meer in een westerse aanval. De wapenwedloop was dan ook een zichzelf voedend en uit de hand gelopen strategospel.

15.    Eerder dan een sovjetaanval vreesden Amerikaanse en West-Europese leiders het op een democratische manier aan de macht komen van de Franse en Italiaanse communistische partijen.

16.    Toen Stalin in het voorjaar van 1948 besefte dat het Westen een onafhankelijke, sterke en bewapende West-Duitse staat wou oprichten, ontstond één van de gevaarlijkste ogenblikken van de Koude Oorlog. Dit feit verbijsterde Stalin omdat de voor de Sovjetunie bijna fatale oorlog nog geen drie jaar was afgelopen. Zijn enige en zwakke reactie was een blokkade van de toegangswegen tot Berlijn. Stalin wou in ieder geval een gewapend conflict met de Verenigde Staten vermijden. Daarom was de blokkade niet volledig. Uit de sovjetbezettingszone werden voedsel en grondstoffen naar West-Berlijn gebracht. De geallieerde luchtbrug volstond immers niet om de West-Berlijners te voeden en aan het werk te houden.

17.    De paranoïde Stalin duldde geen onafhankelijke communistische leiders zoals Tito en Mao naast zich. Ze werden eerder bestreden dan geholpen.

18.    Ondanks hun doctrine bleken communistische leiders eerder verwoede nationalisten dan internationalisten. Dit gegeven verklaart o.m. het Chinees-Sovjet-conflict.

19.    Toen de Noord-Koreaanse communistische dictator Kim II Song op 25 juni 1950 het Zuid-Korea van de rechtse dictator Syngman Rhee binnenviel, gebeurde dit met medeweten van Stalin en Mao. Deze laatsten hadden de aanval niet bevolen, maar wel toegelaten. Ze waren er na een uitspraak van Dean Acheson van overtuigd dat de Verenigde Staten niet zouden tussenkomen. Kim Il Song had hen bovendien verzekerd dat het om een lokale burgeroorlog zou gaan die hij gemakkelijk zou winnen. De Amerikanen, Sovjets en Chinezen werden tegen hun zin in dit conflict betrokken en door beide partijen gemanipuleerd.

20.    Mao was eerder een vertegenwoordiger van de traditie van anti-feodale boerenopstanden dan een aanhanger van het marxisme-leninisme.

21.    Stalin en na hem Molotov en Beria streefden naar hereniging en neutralisering van Duitsland. Dit Duitsland mocht desnoods kapitalistisch en democratisch zijn. De Sovjets waren bereid daarvoor het Ulbricht-regime op te offeren. Het Westen en de West-Duitse leiders wilden op dit voorstel niet ingaan.

22.    De oprichting van het Pact van Warschau was het rechtstreekse antwoord van de Sovjetunie op de West-Duitse herbewapening (1955).

23.    Het Verdrag van Brussel, dat tussen 1955 en 2000 de West-Europese Unie werd genoemd, is een meer bindende overeenkomst dan de NAVO (1949). Volgens dit verdrag zijn de partijen verplicht een agressor te bestrijden. Het NAVO-pact daarentegen is minder stringent.

24.    De vele vernuftige strategische theorieën die sinds het ontstaan van de kernwapens zijn ontwikkeld, kunnen in essentie allemaal worden herleid tot het nastreven van de “wederzijds verzekerde vernietiging” (MAD).

25.    Indien we de these aanhouden dat een Derde Wereldoorlog niet is uitgebroken dankzij de “wederzijdse verzekerde vernietiging” dan had het volstaan dat elke partij slechts vijftig atoomduikboten bezat met twintig meerkoppige atomaire langeafstandsraketten aan boord. Alle andere atoomwapens waren dan overbodig.

26.    De grote Oost-West-oorlog is niet vermeden dankzij de bedreiging van de “wederzijds verzekerde vernietiging”, maar gewoon omdat geen van beide partijen een dergelijke oorlog wou.

27.    De interventies van de Sovjetunie in Hongarije (1956) en het Pact van Warschau in Tsjecho-Slowakije (1968) zijn – hoe laakbaar ook – te beschouwen als een interne aangelegenheid van het Oostblok. Ze bewijzen niet dat de Sovjetunie agressieve bedoelingen had t.a.v. West-Europa. Hetzelfde kan worden gezegd van de angstaanjagende stalinistische terreur.

28.    Het communistisch worden van de links-nationalistische Fidel Castro en zijn overstap naar het sovjetkamp was eerder te wijten aan onhandige Amerikaanse reacties dan aan Castro’s eigen overtuiging.

29.    Zowel de Sovjetunie als de Verenigde Staten besteedden veel geld en middelen aan het veroveren of behouden van vage invloedssferen in de Derde Wereld. Het enige doel van dit optreden was te beletten dat de tegenstrever invloed in een bepaald gebied zou verwerven. Veelal waren deze interventies contraproductief of bleek na een kosten-batenanalyse dat het sop de kool niet waard was.

30.    Van Peter de Grote over Lenin, Stalin, Chroesjtsjov, Breznjev tot Gorbatsjov streefden de Russische leiders naar vriendschappelijke verhoudingen met West-Europa. Dit was noodzakelijk om broodnodige westerse technologieën te verwerven. De bijna driehonderd jaar oude poging om Rusland op een westers technologisch niveau te brengen is nog steeds niet gelukt. Westerse technologie gedijt niet in een samenleving met een orthodoxe en feodale mentaliteit.

31.    De “plaatsing” door Chroesjtsjov van korte- en middellangeafstandsraketten in 1962 in Cuba was een mislukte poging om de lat gelijk te leggen.  De Verenigde Staten hadden een overwicht aan langeafstandsraketten en hadden middellangeafstandsraketten opgesteld in West-Europa. Chroesjtsjov liep een smadelijke nederlaag op en moest de militaire suprematie van de Verenigde Staten erkennen.

32.    De Amerikanen dachten Vietnam te moeten vernietigen om het (van het communisme) te kunnen redden.

33.    Na ondertekening door Nixon-Kissinger en Brezjnev van de SALT-akkoorden (1972) en na de erkenning door Willy Brandt van de Duitse oorlogsverantwoordelijkheid en het verlies van belangrijke Duitse territoria (1969-1973) had de Koude Oorlog definitief kunnen worden beëindigd. De Conferentie van Helsinki (1975) had als feestelijke finale kunnen doorgaan. De Duitse kwestie had een redelijke oplossing gevonden en de Sovjets vreesden het Duits revanchisme niet meer. Door de strijd om vage invloedssferen in de Derde Wereld ontstonden echter nieuwe spanningen.

34.    Velen waren opgelucht bij het verstikken van de Praagse lente (augustus 1968). Zowel traditionele kapitalisten als verstarde communisten vreesden “het socialisme met een menselijk gelaat”.

35.    Het bleek eenvoudiger en goedkoper eerst door onderhandelingen het rakettenbestand van beide partijen te reduceren dan te wachten tot de Verenigde Staten en de Sovjetunie elk over een operationele SDI-installatie beschikten om dan pas te constateren dat raketten overbodig waren geworden.

36.    Algemeen werd gedacht dat het communisme de oorzaak was van de economische stagnatie en alle verdere ellende in Oost-Europa en de Sovjetunie. De remedie was dus duidelijk: het communisme afschaffen en vervangen door een vrijemarkteconomie en democratie. Wanneer een diagnose niet correct is, kan maar weinig worden verwacht van de remedie.

37.    Het communisme stortte niet in omdat Reagan de wapenwedloop overtuigend won. Reeds voor hij aan de macht kwam wilden Gorbatsjov en een aantal geestesgenoten het sovjetsysteem grondig hervormen. “Glasnost” en “perestrojka” liepen in 1991 onvoorzien uit de hand en veroorzaakten de implosie van het communisme en de Sovjetunie. Tevoren reeds hadden de Oost-Europese burgers in 1989 op een vredelievende manier hun vermolmde communistische regimes omvergeworpen. Solidarnosc en de Poolse paus Johannes-Paulus II hadden als eersten het systeem in Polen doorbroken waarna een domino-effect volgde.

38.    Het communistisch systeem van de Sovjetunie was een speciale variant van het marxisme. Lenin creëerde vanuit zijn Russisch-orthodoxe cultuur zijn eigen versie ervan: het leninisme. Het stalinisme was daarvan een voortzetting. Mocht het marxisme in Duitsland of in Frankrijk wortel hebben geschoten dan zou dit er helemaal anders hebben uitgezien. De Europese satellietlanden werden verplicht het stalinisme over te nemen. Leninisme en stalinisme waren voor de Russen niet volkomen vreemd; het is zeker niet waar dat leninisme en stalinisme de Russen hebben gemaakt tot wat ze nu zijn. Integendeel, de Russen hebben het marxisme tot leninisme en stalinisme omgevormd. Gorbatsjov had het zeker niet bij het verkeerde eind toen hij dacht dat een meer tolerante en humane en vooral een meer productieve vorm van het leninisme de Russen beter zou liggen dan de ongenadige vrijemarkteconomie.

39.    De huidige toestand van het GOS en Oost-Europa kan niet worden begrepen zonder kennis van de toestand in deze gebieden voor de komst van het communisme, dus voor 1917 of 1945. De Baltische landen en Tsjechië en Slovenië uitgezonderd, waren de meeste van deze landen nog steeds half-feodaal en onderontwikkeld. Ze lagen aan de periferie van het kapitalisme en ondergingen bepaalde vormen van kolonialisme. De beperkte industrie werd er gecontroleerd door buitenlandse kapitalisten. Het was ook tekenend dat een zeer belangrijk deel van de groot- en kleinhandel in handen was van joden. Ook zonder communistisch intermezzo zouden deze landen nu minder welvarend zijn dan het Westen.

40.    De Koude Oorlog kan ook worden gezien als een variant van de eeuwenoude strijd tussen de orthodoxie en de andere christelijke godsdiensten. Omwille van het groot mentaliteitsverschil tussen het Amerikaans calvinisme en de Russische orthodoxie zijn er in de toekomst nog spanningen te verwachten. Angst voor de gemeenschappelijke potentiële vijand China kan beide partijen dichter bij elkaar brengen.