Vlaanderen Gidsland?

Gepubliceerd in Internationale Spectator, 2005, pp. 64-66.

Geen enkel land staat zo dicht bij Nederland als Vlaanderen. De modale Vlaming heeft altijd al een duidelijk beeld van Nederland gehad. Natuurlijk bevatte dit beeld de klassieke stereotypen, maar de algemene houding was genuanceerd: er was pro en contra. De soms nogal arrogante, betweterige houding van het kleine maar superieure gidsland kon in Vlaanderen niet bepaald op veel sympathie rekenen.

De Vlamingen geloofden niet echt in die morele superioriteit. Als puntje bij paaltje kwam dan zochten Nederland en de Nederlanders hun voordeel en lapten de mooie principes aan hun laarzen. Zo dacht de Vlaamse volksziel. Ook de nogal opvallende onwetendheid over Belgische toestanden en de koude onverschillige houding van bewindslieden t.a.v. de Vlaamse emancipatiestrijd met als een van de doelstellingen het Nederlands als cultuur- en bestuurstaal in Vlaanderen te laten verankeren hebben veel Vlamingen gestoord. Temeer omdat dit alles zeer ten goede is gekomen aan de Nederlandse culturele industrie; deze beperkte markt heeft er toch maar zes miljoen mogelijke klanten bij gekregen. De Franssprekenden in België klagen minder over onverschilligheid van Parijs in verband met hun problemen. Ze weten dat Parijs – als het er op aan komt – achter hen staat. De Vlamingen zijn dat veel minder zeker van Den Haag. Als het er op aan komt staan ze alleen. Dit is heel zeker het geval wanneer ze proberen de positie van het Nederlands binnen de brede Europese Unie te verdedigen.
Toch leek het er op dat in de jaren zestig, zeventig en tachtig Vlaanderen Hollandofiel aan het worden was. De Nederlandse televisiezenders waren zo populair in Vlaanderen dat dit voor paniek zorgde in het hoofdkwartier van de eigen zender. De Vlamingen waren dol op Nederlandse presentatoren, komieken, zangers en zelfs politici. Maar ook de taboedoorbrekende programma’s over seksualiteit, homoseksualiteit, abortus en drugs haalden hoge kijkcijfers in het toen nog preutse Vlaanderen. In Nederland kon op de buis wat in Vlaanderen niet mocht en hoewel oudere Vlamingen dachten dat de Nederlanders plots losgeslagen waren en overdreven, bleven ze toch kijken. Nu zijn er zoveel eigen commerciële zenders in Vlaanderen dat nog weinig naar de Nederlandse wordt gekeken. Anderzijds zijn de directeurs van de Vlaamse zenders zozeer overtuigd van de stupiditeit van de Vlaamse kijkers dat sommige Nederlandse soaps die ze aanbieden ondertiteld worden. Natuurlijk niet in vertaling maar de letterlijke weergave van wat er gezegd wordt. Ze stellen dat het publiek dusdanig gewoon is Amerikaanse soaps met ondertitels te bekijken dat ze deze missen en zich niet comfortabel voelen wanneer ze naar Nederlandse producten zonder ondertiteling kijken. Eigenaardig is wel dat hetzelfde publiek dit vroeger niet voelde wanneer het rechtstreeks naar de Nederlandse zender keek. ( De in de nationale taal van de belangrijkste commerciële zender, het platste Antwerps, uitgezonden soaps die minstens in de helft van Vlaanderen niet of slecht begrepen worden, moeten het zonder ondertiteling stellen).
Niemand heeft ooit het effect bestudeerd van wel dertig jaar Nederlandse televisie kijken in Vlaanderen. Van twee feiten ben ik zeker. Het heeft de emancipatie van Vlaanderen bevorderd en anderzijds de Vlamingen ook verder verwijderd van de Franstaligen. Deze keken in grote getale naar de Parijse zenders die een andere mentaliteit en boodschap verspreidden. Nederlanders anderzijds keken weinig naar de Vlaamse zenders omdat de bekabeling lang is uitgebleven en toen die er eenmaal was, werden ze overspoeld met eigen commerciële zenders.
We hadden het tot heden over de doorsnee Vlamingen die doorgaans geen contacten met Nederland hadden tenzij via de televisie. Altijd al was er een andere groep Vlamingen die veel contacten met Nederland en Nederlanders onderhield. Uiteraard impliceerde dat er ook evenveel Nederlanders waren die Vlaanderen en de Vlamingen kenden. Maar ze maakten een kleiner percentage van de bevolking uit dan in Vlaanderen het geval was. De Vlaamse Nederlandkenners waren in staat om door de stereotypen heen te kijken. Hun houding varieerde van mateloze bewondering tot kritische waardering en was zelden negatief. Deze Vlaamse Nederlandgangers vonden het Nederlands politiek bedrijf meer doorzichtig en dus democratischer en minder corrupt dan het Belgische; ze apprecieerden de beter en sneller werkende Nederlandse administratie, koesterden bewondering voor een aantal Nederlandse professoren die in een zeer vlot Nederlands belangrijke en vernieuwende (leer)boeken schreven, hielden van de literatuur en het theater, lazen de betere Nederlandse kranten en weekbladen en hoopten openlijk dat Vlaanderen en België een beetje meer op Nederland zouden gaan lijken. Ook betreurden ze de “revolutie” van 1830, maar als realisten droomden ze helemaal niet van een politieke hereniging. Nederland was inderdaad gedurende drie decennia (1960- 1990) op vele gebieden het gidsland voor een grote groep Vlaamse intellectuelen.
In de jaren negentig begon een zekere grijsheid op te vallen in het intellectuele debat in Nederland. Zeker ieder had een eigen mening – dat hoorde zo – maar op een groot aantal delicaat geachte gebieden was die mening voor iedereen dezelfde. Een blijkbaar onzichtbare, maar door iedereen zeer gevreesde, hand zorgde daarvoor. In Vlaanderen bestonden ook grotendeels dezelfde intellectuele taboes maar ze waren minder stringent. Door de “gebeurtenissen” is in Nederland plots een enorme en stevige dijk doorbroken en komen opgekropte ideeën en gevoelens te voorschijn met een heftigheid die de Vlamingen met verstomming slaan. Wat in Nederland kan gezegd en geschreven worden, kan nog niet in Vlaanderen.
Nederland is dus gidsland af! Dit is maar goed ook denken de Vlamingen want de Nederlanders hebben veel te lang naast hun klompen gelopen. Nederlanders waren vervreemd van het beleid dat ze voerden en de ideologieën die ze verspreidden. Ze dachten dat ze dit moesten doen maar stonden er niet altijd achter en durfden dat niet te zeggen. Nederlandse politici en opiniemakers stonden gedeeltelijk bewust en soms onbewust heel ver of boven de bevolking. Deze tendens is niet helemaal verdwenen. Nederlanders verschralen als enig land ter wereld hun eigen cultuur door zonder dat iemand het vraagt of voorschrijft hun onderwijs te verengelsen. Ze denken dat het zo hoort en niemand vraagt zich af of ze dat ook wel zelf willen. Op die manier zullen ze een intelligentsia opbouwen die nog meer van de bevolking zal vervreemden en dit in naam van een zeer hooghartig en zeer onpraktisch ideaal waar Nederland zeer wil in uitmunten: de internationalisering.
Het resultaat van de “gebeurtenissen” is dat Nederland nu een gewoon klein West-Europees land met zware problemen is geworden waar niet meteen een oplossing voor te vinden is. Deze problemen waren er vroeger ook al, maar het was onfatsoenlijk ze te noemen of ze te zien. Voor het eerst bekennen de Nederlanders schoorvoetend dat ze het op vele gebieden ook niet meer weten.
Natuurlijk is er wat leedvermaak in Vlaanderen, maar het medeleven overheerst want ze kampen uiteindelijk ook met dezelfde moeilijkheden. Optimisten stellen dat de situatie ook in positieve zin kan omgebogen worden. De prille Vlaamse diplomatie hoopt dat er nu meer op voet van gelijkheid met een realistischer Nederland kan worden onderhandeld en dat er op die manier meer akkoorden uit de bus zullen komen. Het neerbuigende zou kunnen verdwijnen en Nederland zou misschien meer begrip kunnen opbrengen voor de Belgische en Vlaamse complexiteit. Anderen stellen dat die verwachtingen wat te vroeg komen want Nederland is nu vooral met zichzelf bezig en worstelt door een ware identiteitscrisis met torenhoge vragen als: wie zijn we en wat willen we echt? Op buitenlands gebied moet Nederland aanvaarden dat het naoorlogs verlies van historische, economische en politieke macht niet kan gecompenseerd worden door morele superioriteit in de internationale politiek als dat niet echt gedragen wordt door de bevolking en de feiten. Trouwens was die morele superioriteit niet vooral een middel om in de eerste rij te gaan staan en op die manier uiteindelijk toch meer macht of aanzien te verwerven? Een vergelijking met Zweden gaat hier op. Ook hier is het herwinnen van een lang verloren eersterangspositie meer verantwoordelijk voor de breed geëtaleerde morele superioriteit dan de intrinsieke morele waarden in de maatschappij. Ook daarom zijn de taboes er torenhoog. Misschien moet Nederland gewoon zijn belangen verdedigen en dit is al moeilijk genoeg. Tot deze belangen behoort ook een beter contact met Vlaanderen.
Voor de Vlaamse diplomatie is het tot heden een akte van geloof geweest dat de relatie met Nederland – om maar al te evidente geopolitieke redenen – absolute voorrang genoot. Dat is van Nederlandse kant, ondanks mooie woorden bij bepaalde plechtigheden, nooit het geval geweest. Vóór de Belgische grondwetsherziening van 1993 kon een meer dan oppervlakkig contact met Vlaanderen de goede verhoudingen met het koninkrijk België in gevaar brengen, nadien was er de gewoonte of altijd een of andere reden om dit niet te doen. Veelal was er geen interesse: er zijn zoveel boeiender of exotischer oorden. Een onlangs in Nederland gehouden Belgisch-Nederlands diplomatiek congres negeerde zelf helemaal het bestaan van Vlaanderen als actor op diplomatiek gebied. Het geheel baadde eerder in de sfeer van 1930 dan van 2004 en werd dan ook door de Vlaamse regering geboycot. Uiteraard is dit in Nederland helemaal niet opgevallen. Nederland wil helemaal niet beseffen dat het kleine maar geopolitiek complementaire Vlaanderen de enige zekere bondgenoot zou kunnen zijn in een steeds groter Europa en een bozer wordende wereld. Daarmee alleen redden we het natuurlijk niet, maar het is altijd geruststellend om in het internationaal verkeer over een soort van compagnon de route te kunnen beschikken waarmee vertrouwelijk kan worden omgegaan en die begrip toont voor standpunten en problemen.
Het gaat helaas eerder de andere richting uit. In twee zeer belangrijke hangende kwesties: de uitdieping van de Westerschelde en de IJzeren Rijn – beiden vitaal voor de groei van Antwerpen en dus Vlaanderen – kan van Nederlandse zijde moeilijk gesproken worden van een echte wil tot samenwerking. Het is natuurlijk waar dat de financiële middelen van de Nederlandse regering momenteel beperkt zijn maar ook vroeger werd geen echte vooruitgang in beide dossiers geboekt. Toen werd dankbaar gebruik gemaakt van het gebrek aan coördinatie van Vlaamse en federaal Belgische ambtenaren en kabinetten en de slordig voorbereide dossiers. Nederland ziet wel in dat het uiteindelijk in beide dossiers zal moeten toegeven, maar wil opzettelijk om Rotterdam wat uit de wind te zetten, de behandeling zo lang mogelijk rekken en er zoveel mogelijk aan verdienen. Dit soort praktijken kan juridisch wel in orde zijn, maar gebeuren liefst niet onder vrienden of bondgenoten. Ze verzuren de stemming!
Vlaanderen zal zich niet eeuwig goed voelen in de positie van smachtende minnaar wiens liefde niet wordt beantwoord. Een herwonnen realisme kan Nederland er misschien toe brengen daar voortaan wat rekening mee te houden. Liefdesverklaringen aan Nederland kunnen zeldzaam worden en het nieuwe Vlaanderen kan ook zelfbewuster worden en nieuwe vrienden kiezen.
Erg belangrijk voor de Vlaams-Nederlandse verhoudingen is de keuze die Nederland zal maken in de beslissing over het al dan niet verder zetten van het Beneluxverdrag. Wallonië heeft altijd een zekere afkeer gevoeld voor dit verdrag en de houding van Luxemburg is zeer neutraal. Het federale België wacht af. Alleen Vlaanderen is bewust positief over dit verdrag. Indien het verdrag verder wordt gezet, zal rekening moeten worden gehouden met de federalisering van de Belgische buitenlandse politiek. Dit betekent dat Vlaanderen, Wallonië en Brussel op een of andere manier zullen moeten kunnen meepraten. Wanneer dit allemaal niet zou lukken dan is het mogelijk dat Vlaanderen zal aandringen op een bijzonder Vlaams-Nederlands verdrag waarin mogelijk de Taalunie en het Vlaams-Nederlands cultureel Verdrag zijn opgenomen. Indien Nederland daar niet op zou willen ingaan omdat Vlaanderen geen soevereine natie is, of om welke reden dan ook, zou dit een dieptepunt in de wederzijdse betrekkingen veroorzaken. Dit scenario is niet onmogelijk.
Dit alles staat in schril contrast met het werkelijke leven. Hoewel de Vlamingen omwille van een overvloed aan eigen televisieprogramma’s nog weinig de Nederlandse televisiezenders bekijken en dus in zekere zin van Nederland vervreemden, zijn er op zovele gebieden steeds meer contacten. De treinen Brussel-Amsterdam-Brussel zitten steeds voller en het aantal Nederlandgangers neemt toe. Naast de traditionele culturele en universitaire contacten groeien de vervlechtingen in het bedrijfsleven zeer sterk. Het gaat al lang niet meer om een eenrichtingsverkeer van nederige Vlamingen die in Nederland iets komen leren. De trend is eerder omgekeerd. Algemeen wordt in Nederland nu aangenomen dat de levenskwaliteit in Vlaanderen beter is dan in Nederland. Over twee belangrijke aspecten ervan bestaat een absolute consensus: onderwijs op alle niveaus en medische verzorging. Maar ook andere aspecten van de Vlaamse samenleving zoals de welzijnssector en de audiovisuele media worden niet alleen leuk gevonden maar echt geapprecieerd. De meeste van de tienduizenden Nederlanders die zich in Vlaanderen of Brussel hebben gevestigd willen nooit meer terug. Vlaanderen gidsland? God behoede ons!

Literatuur over dit onderwerp is uitgebreid. Het laatst verschenen boek Jan De Groof, Toon Hagen en Annick Schramme (edit), Gedrag na Verdrag. Balans en toekomst van de samenwerking Nederland-Vlaanderen, Leuven, Davidsfonds, 2004 bevat uitgebreide literatuurlijsten.